Het raadsel van de Randzel

In de zomer ontdekt Klaas Wiersma een mysterieus bouwwerk op het Duitse Wad, even bezuiden Borkum. Waar hij ook zoekt, informatie kan hij er nauwelijks over vinden. Half januari wint zijn nieuwsgierigheid het van de kou en steekt hij van wal.

Midden in de kuip, op de bun, staat onze gids. Het orakel, de leidraad door de onbekende en niet bebakende geul. Het is een laptop met een navigatieprogramma. Het is nacht, maar de volle maan geeft zoveel licht, dat het lijkt het alsof we in een zwart-witfoto varen. Met Rob, Frank en Arthur ben ik op het Duitse Wad op zoek naar een object dat ik als enige van ons eerder heb gezien. Via de geul Blindes Randzelgat trekken we steeds verder het natte natuurgebied in. "Ik voel nog steeds geen bodem", roep ik, terwijl ik de vaarboom opnieuw naar beneden duw in het koude water. Aan beide zijden van ons strekken ondieptes zich mijlenver uit.

Beobachtungsplattform

Twee jaar geleden stak ik, op weg naar Greetsiel, de Eems over. Op de zandbank Randzel, aan bakboord van ons, zag ik midden op de plaat een rechthoekige vorm. Door de afstand was de grootte moeilijk in te schatten. De vorm deed me denken aan een vesting als het Franse Fort Boyard. Het staat in een natuurgebied dat in de zomermaanden niet toegankelijk is. Ik kon er dus niet naar toe, maar nam de vorm en plaats in me op met het voornemen om later uit te zoeken wat het is.

Thuis blijkt dat er vrijwel niets te vinden is over de schim op de Randzel. Geen foto, geen tekst. Zelfs in Google Maps, waar toch van de meest afgelegen gebieden detailfoto's zijn te vinden, is juist het Wad onder Borkum wazig. Op de Duitse zeekaart staat midden op de zandbank een stip met het bijschrift 'Beobachtungsplattform', uitkijkplatform. Dat zou zo kunnen wezen, maar uitkijktorens zijn effectief als ze hoog zijn en dit object is laag en breed.
Begin dit jaar schiet me tijdens een redactievergadering te binnen dat het nu de tijd is dat de Randzel wel toegankelijk is. Ik vertel mijn collega's over het vruchteloze onderzoek en de vreemde benaming die de kaartenmakers aan het ding hebben gegeven. De zwarte doos op het Duitse wad spreekt tot de verbeelding. Gebogen over een tafel vol kaarten en atlassen ontstaat de expeditie Randzel. We gaan er naartoe om het uit te zoeken.

Maanlicht

Wanneer in januari het ijs is gesmolten, kan de expeditie doorgang hebben. Maar als we - met een boot vol blikken erwtensoep, roggebrood en spek - de haven van Harlingen willen verlaten, is de Waddenzee nog steeds niet te bevaren. Ditmaal niet door ijs, maar door mist die zo dik is dat de havenuitgang niet eens is te zien. We steken de koppen bij elkaar en besluiten om de alternatieve route te nemen, dwars door Friesland. Zeilend komen we tot aan Leeuwarden. Zodra de bruggen de volgende ochtend weer draaien, kunnen we verder richting het Lauwersmeer. In Lauwersoog gaan we dan eindelijk van zoet naar zout. De mist op de Waddenzee is verdwenen en met een vriendelijk windje in de rug zeilen we oostwaarts richting de eerste ondiepte.
We laten de grote gele palen, die het schietterrein van Defensie afbakenen, achter ons en gaan het Lutjewad op. Omdat het begint te schemeren, richt ik me op de kaart en begin routinematig de boeien om ons heen te benoemen. Bij de eerste boei die langs komt is het meteen mis. Op de kaart staat dit baken tussen de gele Defensiepalen, maar wij zijn al veel verder op het Wad. Ik kijk nog eens goed en sla alarm. "He jongens, er klopt iets niet. Die ton daar staat heel ergens anders op de kaart". Er heerst verwarring, totdat Frank de mogelijke oorzaken samenvat: "Of de boeien liggen verkeerd, of de geul is verplaatst of die palen zijn op een andere plek gezet." Hij vervolgt met: "Die palen zijn vast niet verplaatst, dus zijn we nu ongeveer hier."
Toch klopt er iets niet. Als ik iets later door mijn stapeltje printjes met Berichten aan Zeevarenden blader, lees ik tot mijn opluchting dat de boeien van Lutjewad, Spruit en Pieterburenwad zijn verlegd. Nu weet ik ten minste weer waar ik aan toe ben. We blijven de tonnen volgen, maar dat wordt door de invallende duisternis steeds lastiger. Op het scherm van de laptop zie ik dat onze koers ons dwars over een lege, groene vlek leidt. Dan breekt de volle maan door de wolken die het Wad in een schitterend contrasterend licht stelt. Een verrekijker biedt uitkomst.

High-five

Na de slingerende geulen over de ondieptes van het Lutjewad en het Pieterburenwad komt onze Deining, een stalen schouw van een meter of tien, op de brede geul van de Zuid Oost Lauwers. De zeilen kunnen omhoog en in het maanlicht schuimen we op volle vaart langs de ingang van Noordpolderzijl. De boeien liggen vanaf nu weer zoals ze op de kaart staan aangegeven. Dat geeft vertrouwen en ondanks de kou hebben we er allemaal plezier in. Ik geniet ook, maar denk toch steeds aan het mysterieuze gebouw waar we naar op weg zijn. Er is natuurlijk een kans dat we het niet vinden, dat de zandbank gewoon helemaal leeg is, net als alle zandbanken om ons heen. Wat een flater zou dat zijn. Dan neem ik het roer over van Frank. Op de ruime koers bruist de platbodem door de golven. Ik trek het roer naar loef, voel de boot helling maken en de snelheid opbouwen. De druk op het vierkante helmhout neemt af en de boot glijdt door het water, een bochtige schuimspoor achterlatend. Pas bij de ingang van de geul van de Randzel strijken we de zeilen.
Het Blindes Randzelgat is diep genoeg om te bevaren. Zo lang we met de drie meter lange vaarboom de bodem niet voelen, is er geen reden om te stoppen. Omdat hier geen boeien of prikken zijn, staren we gebiologeerd naar het fel oplichtende scherm van de laptop. Toch verwacht ik elk moment het schuivende geluid dat we eerder deze tocht hoorden toen we met Deinings vlakke bodem over een wantij schuurden. Geulen op het Wad verplaatsen zich nou eenmaal. Ik krijg het warm van het steken van de vaarboom en strek even mijn rug. Dan slaat mijn hart een slag over. In de duisternis zie ik een brede zwarte schim.
"Daar is het!"
Het blijft even stil. "Verrek, daar staat 'ie", klinkt het dan vanuit de kuip.
Arthur komt ook naar het voordek.
"Dit is het toch?", vraag ik om zeker te weten dat ik niet droom.
"Ja man, we hebben het gevonden."
High-five. Er valt een last van mijn schouders. Ik blijf peilen en op zo'n twee mijl van het object stoot de vaarboom op de bodem. Tijd om het anker uit te gooien en te wachten tot het licht wordt.
Slapen gaat moeizaam en om vier uur houd ik het niet meer. Ik kleed me aan en ga naar buiten. Het is onbewolkt en het heldere maanlicht is overweldigend. Ik pak een verrekijker en richt die op het fort. Er staat een hek op. Door deze balustrade die rondom het object loopt, krijg ik een indruk van de grootte van het bouwsel. Het is kleiner dan ik dacht. Toch maar weer naar binnen en een paar uur rust pakken, voordat we straks op onderzoek gaan.

In de ochtendschemer zie ik vanuit mijn slaapzak Rob de kachel weer tot leven wekken. Binnen een paar minuten is iedereen aangekleed, klaar om de ware aard van het object te ontmaskeren. Maar als Arthur, die als eerste buiten is, rillend en wit van de sneeuw terugkomt, stellen we het vertrek even uit. Als de sneeuwbui wegtrekt en de zon doorbreekt, gaan we ankerop en vervolgen we onze slingerkoers door het Blindes Randzelgat.
In het ochtendlicht zien we dat de ronde muur van het bouwwerk een roestige, stalen damwand is. Er zit één vogel op het hek van het kunstmatige eiland. Dat is vreemd, een plek als deze zou door veel vogels gebruikt kunnen worden als hoogwatervluchtplaats. Door de verrekijker zie ik dat het een Slechtvalk is, een valkensoort die uitsluitend vogels op het menu heeft. Slechtvalken zijn de snelste dieren op aarde en halen in een duikvlucht snelheden van rond de 350 kilometer per uur. Het beest vliegt loom een rondje om het eiland en als duidelijk wordt dat wij het op zijn residentie hebben gemunt, vertrekt hij richting het vaste land.
Rondom de stalen constructie is het water diep. We varen er een rondje om heen en zien dat het bouwsel geen enkel raam heeft. Ook is er geen trap of ladder. Wel fladdert er een groen uitgeslagen touwladdertje aan het hek. Restanten van een eerdere expeditie? Het laddertje ziet er zeer onbetrouwbaar uit. Er komt een klein vliegtuigje over. We doen niks onoorbaars, maar toch voelen we ons betrapt. Het anker gaat uit en we slaan aan het rekenen. Rondom het object is het overal erg diep. Zo diep dat het er bij laagwater niet droog zal komen te staan. De roestige damwand vertoont geen enkele opening en zo te zien is de constructie van boven dicht. Ik denk terug aan mijn romantische ideeën over het object, de oude zeekaarten die ik heb bestudeerd en de fantastische scenario's die we bedachten. Niets van dat alles. Zo te zien is het stalen gevaarte nog geen dertig jaar oud.

Lokale informatie

We besluiten onze trofee even te laten voor wat het is en op en neer naar Borkum te varen om informatie in te winnen over de oorsprong van onze sjoelschijf. Op de steiger ontmoeten we twee mannen in fluorescerende werkkleding. Dit moeten mensen van het eiland zijn. Ze kijken ons onderzoekend aan en mompelen: "Rundes Bauwerk auf der Sandbank? Nein, nie gesehen".
We geven niet op en proberen een voorbijganger. Ook die zegt van niks te weten. Dan gaan Arthur en ik met onze verwaaide koppen naar het strakke, nette havenkantoortje. De havenmeester, een jonge vent met een gestreken lichtblauw overhemd, is vooral geïnteresseerd in ons, maar Arthur weet het onderwerp keer op keer weer op dat gekke bouwwerk op die zandplaat te brengen. De havenmeester weet meer. "Midden jaren tachtig is hier naar gas geboord", vertelt hij. "Er werd niets gevonden en ze zijn snel weer weg gegaan. Dat ding is een tussenopslagtank. Maar je kunt er toch niet bij in de buurt komen want het staat midden in een natuurgebied."
Deze beambte denkt dat het gebied het hele jaar verboden terrein is, in plaats van alleen in de zomermaanden. Ik kijk naar Arthur. "Neuh, das kann auch nicht", liegt hij. Zou de havenmeester weten dat we net een nacht midden in dit natuurgebied hebben doorgebracht? Ik kijk door zijn raam naar buiten. Vanaf hier is de opslagtank niet te zien. Meestal weten dergelijke functionarissen meer dan je denkt, zeker als je de enige boot bent in de wijde omgeving. We spelen het spelletje mee en nemen vrolijk afscheid. Buiten durven we pas op honderd meter van het kantoortje hardop te praten.

Opgelost

Het water is inmiddels flink gezakt en willen we nog een kans maken om opnieuw bij de gashouder te komen, dan moeten we doorvaren. Buiten de haven komt ons een boot met de tekst Polizei Küsten Wache tegemoet. Ongetwijfeld maakt een van de dienders binnen een grap over onze vreemde hobby en een beetje gelijk moet ik hem wel geven. Tot de zon doorbreekt en we een uurtje later in het goudkleurige winterlicht opnieuw het Blindes Randzelgat opzeilen. De banken naast ons worden steeds hoger. Verschillende geulen komen samen en overal om ons heen is het water in beweging. Geruisloos schrijdt de boot voort door de draaikolkjes en schuimsporen op het grijze water. De zeilen kleuren roomwit in het licht van de lage zon. We houden de kant van de geul waar de zandank het steilst is, omdat daar meestal het meeste water staat. De slenk splitst zich opnieuw en nu bevinden we ons aan de ondiepe kant van het kabbelende water. We lopen zachtjes vast op een dijkje onder het wateroppervlak. Drie keer gaan we terug om een andere route te proberen, maar het water is al te veel gezakt. Dichterbij kunnen we niet meer komen.
Maar we hebben ons doel al bereikt. Het raadsel van de Randzel is opgelost. Bovendien hebben we nog een lange nacht voor de boeg, want we willen met het komende hoogwater Lauwersoog bereiken. Ik voel me moe en laat het varen even aan de anderen over. Binnen brandt de houtkachel en is het droog en warm. Buiten hoor ik de anderen praten, terwijl we opnieuw de brede Eems oversteken. Ik sluit mijn ogen. Ik had me dus niet vergist.


  

  

Foto's: Arthur Smeets